Zondag 30 juli 1944, een regenachtige dag in de late namiddag. In het centrum van Meensel wordt er voetbal gespeeld door de lokale voetbalclub ‘Sporting Meensel’. De mensen gingen naar het lof. Aan het dorpscafé stopt de ijskar, enkele cafégasten komen buiten om een ijsje te kopen. Op dat moment fietsen drie onbekenden, twee mannen en een vrouw, voorbij het café, in de richting van buurgemeente Binkom.
Rond diezelfde tijd vertrekt vanuit de hoeve Merckx in Kiezegem een groepje mannen voor een uitje naar de kermis in Attenrode. Onder hen Gaston Merckx, 22 jaar en zoon van de collaborerende familie Merckx. Zelf is hij lid van de Zwarte Brigade. Boven op de berg, op het Boechout, ontmoeten zij de drie fietsers.
De drie onbekenden stappen van hun fiets en vragen de identiteitskaarten aan de groep van Gaston Merckx. Deze weigerde om zijn pas te tonen, maar trok in de plaats zijn revolver en richtte deze op de onbekenden. Het wapen blokkeerde, waarna Merckx op de vlucht sloeg richting het korenveld.
Eén van de fietsers geeft nog aan Merckx te laten lopen, maar krijgt het antwoord: “Hij moet dood, hij is te vrank”. De onbekende schutter raakt Gaston Merckx die zich verscholen had achter een korenmantel, waarna het drietal weg vluchtte. Gaston overleed ter plaatse.
